Recht op vakantie en verlof
Recht op vakantie en verlof
Over het recht op vakantie en verlof kunnen flinke discussies ontstaan. Het kan gaan over de vraag wie bepaalt wanneer de werknemer vakantie mag opnemen en of de werkgever vakantiedagen mag laten vervallen om stuwmeren aan verlofdagen te voorkomen. Hieronder vind je de meest voorkomende vragen en de antwoorden daarop.
Bart Sanders | Met mij sta je sterker in het arbeidsrecht
Hoeveel vakantiedagen bouwt de werknemer op?
Op grond van art. 7:634 BW heeft de werknemer recht op vakantie gedurende viermaal de arbeidsduur per week. Dat komt bij een 40-urige werkweek neer op 20 dagen per jaar. Daarnaast hebben veel werknemers recht op vakantiedagen boven het wettelijk minimum. Dat is geregeld in de arbeidsovereenkomst of bij cao.
Opbouw van vakantiedagen vindt plaats over de tijd die de werknemer betaalde arbeid verricht, maar er bestaan situaties waarin de werknemer ook vakantiedagen opbouwt over de tijd dat hij geen loon ontvangt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij langdurig zorgverlof of een ontbetaalde vakantie. Ook vindt opbouw plaats tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof.
Ten aanzien van het bovenwettelijk deel van de vakantiedagen kan onder omstandigheden worden afgeweken van de wettelijke regeling over de opbouw, bijvoorbeeld dat tijdens ziekte geen of slechts een beperkte opbouw plaatsvindt. De afspraken over de opbouw van bovenwettelijke aanspraken mag niet strijdig zijn het gelijkheidsbeginsel (zoals verboden onderscheid op grond van leeftijd of geslacht).
Wie bepaalt wanneer je vakantiedagen mag opnemen?
Daar ontstaat nogal eens discussie over en het antwoord is niet altijd eenvoudig te geven.
Wettelijk uitgangspunt
De hoofdregel van art. 7:638 BW is dat de werkgever de vakantie vaststelt overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.
De vraag is wat moet worden verstaan onder ‘gewichtige redenen’ op grond waarvan een werkgever zich kan verzetten tegen de wensen van de werknemer. De rechter legt de lat hier vrij hoog. Van een gewichtige reden is bijvoorbeeld pas sprake als het opnemen van vakantie leidt tot zo’n ernstige verstoring van de bedrijfsvoering dat het belang van de werknemer daarvoor moet wijken. Dit geeft aan dat in voorkomend geval het belang van de werkgever moet worden afgewogen tegen dat van de werknemer. Daarbij kan de lengte van de gewenste vakantie een rol spelen, maar natuurlijk ook persoonlijke belangen van de werknemer (zijn er omstandigheden waarom hij de vakantie niet op een ander tijdstip kan genieten?).
Andere afspraken, bedrijfsvakantie
In de arbeidsovereenkomst of de cao kan een andere wijze van vaststelling van de vakantiedagen worden overeengekomen. Deze afspraken mogen de wettelijke regeling niet volledig teniet doen. Indien de werkgever een bepaalde periode wil aanwijzen als bedrijfsvakantie, dan moet dat vooraf schriftelijk zijn overeengekomen.
Ziek tijdens vakantie
Is de werknemer tijdens die vakantie ziek, dan gelden de betreffende dagen niet als vakantie, tenzij de werknemer daarmee instemt. Voor bovenwettelijke aanspraken kunnen andere afspraken worden gemaakt.
Wijziging van vakantiedagen
De werkgever kan een vastgestelde vakantie na overleg met de werknemer wijzigen , indien daarvoor gewichtige redenen zijn, maar dan is hij verplicht om de schade die de werknemer daardoor leidt (zoals annuleringskosten) te vergoeden. Voor wat betreft de gewichtige redenen kan je denken aan plotselinge spoedwerkzaamheden of uitval door ziekte van een collega.
Als de werknemer een reeds geplande vakantie wil wijzigen, dan moet de werkgever daar in principe mee instemmen, tenzij de hierboven genoemde gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
Kunnen vakantiedagen worden afgekocht?
Onder afkoop wordt verstaan dat werkgever en werknemer afspreken dat de werknemer afziet van het opnemen van vakantiedagen en daarvoor een vergoeding in geld ontvangt. Het wettelijk minimumaantal vakantiedagen mag niet worden uitbetaald tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst. Het bovenwettelijk deel wel, mits partijen daarmee schriftelijk instemmen.
Is een all-in salaris toegestaan?
Bij een all-in salaris worden de (wettelijke) vakantiedagen gelijk met het reguliere loon uitbetaald. Op grond van Europese rechtspraak is dat alleen toegestaan als uit de loonspecificatie duidelijk blijkt welk deel van het loon ziet op het vakantieloon en welk deel op het reguliere loon (en vakantiegeld).
Wanneer vervallen vakantiedagen?
Op grond van art. 7:640a BW vervalt de aanspraak op het wettelijk deel van de vakantiedagen na zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan, tenzij de werknemer tot aan die tijd redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Voor wat betreft dat laatste valt te denken aan de situatie dat de werknemer ziek is en om die reden geen vakantie kan opnemen. Dan verjaren de aanspraken pas na vijf jaar. Op grond van Europese rechtspraak dient de werkgever de werknemer wel expliciet te wijzen op zijn vakantierechten en het dreigende verval daarvan, zodat de werknemer nog in staat is vakantie op te nemen.
De vervaltermijn van zes maanden na afloop van het kalenderjaar geldt niet voor bovenwettelijke vakantiedagen. Daarvoor geldt de verjaringstermijn van vijf jaar. Het verschil tussen verval en verjaring is dat die laatste kan worden gestuit: daarvoor dient de werknemer de werkgever schriftelijk mee te delen dat hij zijn aanspraak op het opnemen van de vakantiedagen wil behouden.
Wet Arbeid en Zorg (WAZO)
In deze wet zijn verlofrechten geregeld die naast het gewone vakantieverlof worden gerekend. Het gaat om de volgende soorten verlof:
- zwangerschaps- en bevallingsverlof
- geboorteverlof
- adoptie- en pleegzorgverlof
- ouderschapsverlof
- calamiteiten- en ander kortverzuimverlof
- kort- en durend zorgverlof.